Het Mirakel van Amsterdam
Op 15 maart 1345 lag in een huis aan de Kalverstraat een zieke man in bed. De mensen die hem verzorgden begrepen dat hij niet lang meer zou leven. Daarom vroegen zij de pastoor van de Sint Nicolaaskerk (de huidige Oude Kerk) om de zieke man de ziekenzalving toe te dienen. Daarbij ontving hij de communie, de hostie, het Lichaam van Christus. Nadat de man de hostie had ontvangen, moest hij overgeven. Het braaksel met de hostie erin werd in het open haardvuur geworpen. Echter de hostie bleef ongeschonden zweven boven het haardvuur en de verzorgenden konden de hostie uit het haardvuur nemen, zonder hun vingers te verbranden. Dit wonder noemen we het Mirakel van Amsterdam. Uit eerbied voor het Lichaam van Christus, dat gespaard bleef voor het vuur, werd de hostie door de pastoor teruggebracht naar de Sint Nicolaaskerk.
Toen de hostie op twee achtereenvolgende dagen op wonderlijke wijze terugkeerde boven het haardvuur, begrepen de mensen, dat de plaats van het haardvuur, de plaats van het Mirakel van Amsterdam, een plaats moest worden, die voor altijd aan God zou zijn toegewijd. Op de plaats van het huis van de zieke werd twee jaar later, in 1347, een kerk gebouwd. Die kerk was het tweede kerkgebouw van Amsterdam en heette eenvoudigweg “De Heilige Stede”, de kerk op “de heilige plaats”. Elk jaar rond 15 maart trok een processie ter ere van het Mirakel van Amsterdam door het huidige centrum van de stad. Amsterdam werd een bekende bedevaartplaats en er vonden talrijke gebedsverhoringen plaats. In 1484 ondernam de Oostenrijkse keizer Maximiliaan een pelgrimage naar de Heilige Stede als dank voor verhoord gebed om genezing. Keizer Maximiliaan schonk de stad Amsterdam het recht om zijn kroon te voeren in het stadswapen. Deze kroon is nog altijd te vinden op verschillende plaatsen in Amsterdam, onder andere op de Westertoren aan de Prinsengracht. De route waarlangs de vele pelgrims naar de Heilige Stede trokken, heette in de volksmond de Heilige Weg. Nog altijd heet de winkelstraat tussen het Koningsplein en de Kalverstraat de Heiligeweg.
Aan deze devotie kwam op 26 mei 1578 een abrupt einde toen Amsterdam religieus en bestuurlijk overging van katholiek naar protestants. Het was de tijd van de Tachtigjarige Oorlog, ofwel de Opstand van de Nederlanden tegen Spanje (1568 – 1648). Het katholiek geloof mocht niet meer openbaar worden beleden, maar het werd ook niet vervolgd in het tolerante Nederland. Processies waren wel verboden. De bestaande kerken werden protestantse kerken. Katholieken zochten hun toevlucht in een 25-tal schuilkerken, meestal gewone huizen die van buitenaf niet herkenbaar waren als kerk. De Heilige Stede was niet meer toegankelijk voor de Mirakelverering en werd de protestantse Nieuwezijds Kapel. Het nabij gelegen katholieke Begijnhof was een uitermate geschikte plaats om een schuilkerk in te richten die de Heilige Stede moest vervangen. Het hof bestond namelijk uit een aantal particuliere huizen waarop de stedelijke overheid nagenoeg geen greep had. Omdat de kerk midden op het Begijnhof in 1607 een protestantse kerk was geworden, werd in 1671 in twee naast elkaar gelegen woningen op het hof de huidige kapel ingericht, toegewijd aan de HH. Johannes en Ursula, ook wel genoemd de tweede Heilige Stede.
In 1813 werd het Koninkrijk der Nederlanden opgericht en kwam er godsdienstvrijheid in ons land. Elk geloof mocht weer openbaar worden beleden. Na de heroprichting van de Nederlandse R.K. Kerkprovincie in 1853 maakte het katholieke volksdeel van ons land een waar emancipatieproces door, getuige de nieuwe bisdommen, seminaries, parochies met hun veelal neogotische kerken, en vooral veel kloosters en andere instellingen, waaronder scholen, internaten, ziekenhuizen, verzorgingshuizen, etc. In Amsterdam was opnieuw belangstelling voor de middeleeuwse sacramentsprocessies ter ere van het Mirakel van Amsterdam. De aloude route werd gevonden maar er gold nog steeds een processieverbod. Sinds 1881 is daarom een aan die tijd aangepaste vorm van processie gevonden in de Stille Omgang, een processie die elk jaar in maart in een nacht van zaterdag op zondag wordt gelopen in stilte, biddend en zonder enig uiterlijk vertoon. In 1893 richtten de twee initiatiefnemers van deze zich sterk uitbreidende nachtelijke omgang, de heren C.A.J. Elsenburg en J.J. Lousbergh, samen met hun vrienden A.G. Apol en H.J.P. de Veer, het Gezelschap van de Stille Omgang op. Er komen elk jaar enkele duizenden deelnemers uit heel Nederland naar Amsterdam om de Stille Omgang te lopen en de eucharistie te vieren in een van de kerken in de binnenstad.
In 1898 vatte de protestantse gemeente het plan op om de oude, laat middeleeuwse Nieuwezijds Kapel aan de Kalverstraat te slopen, de grond (duur) te verkopen en achter de nieuw te realiseren winkels een kleinere Nieuwezijds Kapel te bouwen. De emanciperende katholieken van die tijd waren er uiteraard als de kippen bij om de oude, historische Heilige Stede terug te kopen en in ere te herstellen als centrum van de Mirakeldevotie. Dat was echter tegen het zere been van de protestantse gemeente en na lang touwtrekken en woordenstrijd over en weer, werd uiteindelijk in 1908 de Nieuwezijds Kapel/Heilige Stede onder luid protest afgebroken en in 1912 vervangen door een kleinere versie, die opgesloten ligt in een vierkant van nieuwbouw om de kerk heen. Sinds ongeveer 1980 is de nieuwe Nieuwezijds Kapel niet meer in gebruik als kerk en vanaf 2005 zit The Amsterdam Dungeon erin. De Begijnhofkapel is dus de tweede Heilige Stede gebleven.
Ter herinnering aan de plaats waar het Mirakel in 1345 plaatsvond is in 2001 op de hoek Wijde Kapelsteeg en Kalverstraat op de eerste etage een witte gedenksteen in de gevel geplaatst met de tekst: “1345 Gedachtenis ter Heilige Stede”. Aan het Rokin staat een kolom die samengesteld is uit de brokstukken van de in 1908 afgebroken Heilige Stede/Nieuwezijds Kapel. Onder die kolom zit een gedenksteen met het opschrift: “Tussen Rokin, Wijde Kapelsteeg, Kalverstraat en Enge Kapelsteeg stond van 1347 tot 1908 de Nieuwezijds Kapel of Heilige Stede, gesticht ter ere van het Mirakel van Amsterdam. Onder de talloze bedevaartgangers waren de keizers Maximiliaan en Karel V. Deze kolom, door het gemeentebestuur bewaard, werd in 1988 opnieuw opgericht door de stichting Amsterdam Versierd als een blijvende herinnering aan de eerste ontwikkeling en bloei van de stad.”