Op donderdag 25 maart 2021 vieren wij het Hoogfeest van de Aankondiging van de Heer, ook wel Maria Boodschap genoemd, naar de boodschap van de engel Gabriël aan de maagd Maria, dat zij de moeder van Jezus zou worden. (Lc. 1,26-38). Zoals voor elke mens geldt dat zijn leven niet begint met zijn geboorte, maar negen maanden eerder met de conceptie in het lichaam van zijn moeder, zo geldt dat ook voor de mens Jezus van Nazareth, de Zoon van God en de Zoon van David, wiens geboorte wij vieren met Kerstmis, op 25 december. Negen maanden eerder, op 25 maart, vieren wij daarom het moment dat Maria zwanger werd van Jezus. In de evangelieteksten van Mattheüs (Mt. 1,18-20) en van Lucas (Lc. 1,26-38) wordt verhaald dat Maria, die verloofd was met Jozef, volgens Gods beschikking zwanger werd van Jezus, niet door toedoen van Jozef, maar door toedoen van de heilige Geest. In onze geloofsbelijdenis drukken wij dat uit met de woorden: ” Ik geloof … in Jezus Christus, zijn enige Zoon, onze Heer, die ontvangen is van de heilige Geest, geboren uit de maagd Maria”. ofwel in de langere Latijnse versie: “Et incarnatus est de Spiritu Sancto ex Maria Virgine, et homo factus est”.
Ons geloof getuigt dus van Maria die maagd én moeder tegelijk is. Menselijkerwijs gesproken is dat natuurlijk onmogelijk. Maar, zoals de Bijbel op meer plaatsen getuigt, en zoals veel ervaringen telkens opnieuw bevestigen: Voor God is niets onmogelijk. Abraham was 100 jaar toen zijn zoon Isaak, die God hem beloofd had, werd geboren. (Gen. 21,5) Op gegeven moment stelde God het geloof van Abraham op de proef door hem te vragen zijn enige zoon, die hij liefhad, als een brandoffer op te dragen. Abraham gehoorzaamde en bleef rotsvast vertrouwen dat “God erin zal voorzien”. God redde Isaak van een wisse dood en deed aan Abraham de belofte dat hij overvloedig zal worden gezegend en dat zijn nakomelingen even talrijk zullen worden als de sterren aan de hemel en de zandkorrels op het strand van de zee. Bovendien verzekert God aan Abraham: “Door uw nakomelingen komt zegen over alle volken van de aarde, omdat gij naar mijn stem hebt geluisterd”. (Gen. 22,1-18) Tot op de dag van vandaag kennen alle drie de monotheïstische wereldgodsdiensten jodendom, christendom en islam Abraham als aartsvader. De jonge David versloeg met zijn slinger met vijf stenen de grote en sterke Filistijn Goliath. (Gen. 17) Elisabeth werd moeder van Johannes de Doper, hoewel haar tijd om moeder te kunnen worden al lang voorbij was. (Lc. 1,36-37) Als Jezus zijn zending vervult om de Blijde Boodschap van het Rijk Gods te verkondigen wordt zijn verkondiging onderstreept met talrijke wondertekenen. Ook na de verrijzenis van Jezus gaat de verspreiding van het christelijk geloof gepaard met vele wonderbaarlijke tekenen. De in de Amsterdamse Kalverstraat in 1345 door een zieke uitgebraakte en in het vuur geworpen hostie verbrandde niet. Dit teken is de geschiedenis ingegaan als het Mirakel van Amsterdam en wordt nog altijd vereerd.
Staan deze en talrijke soortgelijke gebeurtenissen buiten de alledaagse werkelijkheid? Is de concrete ervaring van de grootheid en almacht van God alleen iets voor enkele uitverkorenen? Is de heiligheid alleen weggelegd voor enkele geestelijke krachtpatsers? Nee. De vele wondertekenen gisteren, vandaag en morgen, bevestigen en voeden ons geloof, dat de onzichtbare God ons als een liefdevolle Vader reëel nabij is, concreet met ons lot is begaan, ons de weg wijst naar het echte geluk waarnaar ons hart op zoek is, en naar het eeuwig leven in de hemel. Deze liefdevolle en bezorgde Vader blijft ons, zijn kinderen, zonder dwang maar wel duidelijk uitnodigen om die weg te gaan door te geloven en tot inkeer te komen. De talrijke wonderen nodigen ons telkens opnieuw uit om verder te zien dan ons menselijk verstand en ons menselijk gevoel reikt en met Maria vol gelovige overgave te blijven zeggen: “Zie de dienstmaagd des Heren; mij geschiede naar uw woord”. (Lc. 1,38) Maria begreep niet wat er allemaal ging gebeuren maar zij geloofde en werkte mee met Gods plannen. Wij begrijpen veel gebeurtenissen in ons leven niet, maar worden uitgenodigd te blijven geloven en mee te werken met Gods plannen, zoals ons die worden ingegeven door de heilige Geest. Maria maakte het mogelijk dat Jezus, het Woord van God, dat God zelf was, levend onder ons mensen aanwezig kon zijn (vgl. Joh. 1,1-2.14). De Zwitserse theoloog Hans Urs von Balthasar (1905-1988) merkt in zijn boek “Herrlichkeit. Eine theologische Ästhetik. Erster Band. Schau der Gestalt” (uitgave Johannes Verlag, Einsiedeln, 1961, pag. 329) terecht op dat het bovennatuurlijk moederschap van Maria model staat voor elke christelijke ervaring. Elke christelijke ervaring is immers bewust of onbewust ruimte geven aan het Woord van God in zichzelf, dat Woord laten ontkiemen en vrucht laten dragen, zoals het zaad dat in goede aarde werd gezaaid (Mt. 13,23).
Ook wij zijn geroepen om vrijwillig en totaal ja te zeggen tegen het Woord van God en daardoor Jezus tot leven te laten komen in ons en onder ons. (vgl. Joh. 14,23) Op haar eigen voorbeeldige wijze gaat Maria ons allen voor op de weg van de heiligheid, op de weg naar God toe, die een weg is van het vervullen van de wil van God. In het Onzevader heeft Jezus ons onder andere geleerd om te bidden: “Uw rijk kome. Uw wil geschiede op aarde zoals in de hemel”.
Pater Gerard Wijers s.s.s.